De komende februari-uitgave van ons Vakblad Profiel staat in het teken van human resource management in het mbo en dan met name met betrekking tot de professionele ontwikkeling van de leraar. De leraar behoort in mijn optiek tot een vakgroep met een opdracht die tot de allerbelangrijkste in een mensenleven behoort, namelijk het ontwikkelen van de aangeboren vermogens bij de leerling, de overdracht van kennis tussen leraar en leerling en de begeleiding in en duiding van de wereld.
Gemeten naar de taak en het belang daarvan heeft de leraar een pioniersfunctie. Het is waar, de leraar wordt geregeld danig ontmoedigd initiatief te nemen en de vreugde in het vak te behouden vanwege bureaucratie, werkdruk en controles. Maar een gedesillusioneerd achterover leunen en denken ‘het zal mijn tijd wel duren’ kan en mag hiervan niet het gevolg zijn. Integendeel, wat juist dan wordt gevraagd is een leraar die zijn plaats en eigenwaarde herovert en het licht dat van oorsprong bij het vak hoort, over de samenleving laat schijnen. Als we kijken naar de definitie van ‘zichtbaarheid’ vinden we synoniem daaraan de term ‘helderheid’. In verkeer en metereologie worden zichtbaarheid en helderheid verminderd of zelfs weggenomen door:
• objecten die iets gedeeltelijk of volledig aan het oog onttrekken;
• mist, rook of heiigheid of smog in de lucht;
• het ontbreken van een lichtbron;
• het ontbreken van contrast met de omgeving; camouflage is hierop juist gebaseerd;
• te kleine afmeting;
• te grote afstand.
Je kan dit in overdrachtelijke zin toepassen op de situatuie van de leraar in het hedendaagse onderwijs. De leraar staat al te lang en nog teveel in de mist, zou je kunnen zeggen. De leraar kan en moet zichzelf zichtbaarder maken. Dat is hij/zij aan zijn stand en aan de samenleving verplicht. Een zinsnede die ik in de definities rond ‘zichtbaarheid’ aantrof en die me raakte was deze: ‘Bij verminderde zichtbaarheid kan de kans op ongelukken groter worden’. Welnu geachte leraar, dat willen we toch niet laten gebeuren, of wel?