ROA: Twee op elke drie werkende mbo-ers wil meer uren werken
31 jul 2016 | Nieuws
Het ROA Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt van de Universiteit Maastricht bracht onlangs het rapport ‘Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2014’ uit. Het ROA voert jaarlijks een onderzoek uit onder schoolverlaters. Dit rapport gaat in eerste instantie over de gediplomeerde schoolverlaters van het schooljaar 2013/2014, die eind 2015 werden geënquêteerd. De resultaten hebben betrekking op bijna de volle breedte van het onderwijs: VMBO, voltijds MBO (BOL), MBO ‘leren en werken’ (BBL), HAVO, VWO, HBO (voltijd) en WO (voltijd master). Daarnaast biedt het rapport nadere analyses wat de arbeidsmarktintrede betreft van jongeren van (niet-) westerse herkomst en de arbeidsmarktrelevantie van mbo-opleidingen.
Enkele conclusies:
Gediplomeerde schoolverlaters 2013-2014
Ondanks dat jongeren profiteren van de aantrekkende economie liggen de werkloosheidspercentages nog relatief hoog. Vooral bij de gediplomeerden van opleidingen in de sectoren ‘Economie’ en ‘Gedrag en Maatschappij’.
Verborgen werkloosheid onder mbo-ers
Van alle werkenden mbo-ers wenst 34% meer uren te werken dan wat het contract nu toelaat. Van de gediplomeerden van het mbo die minder dan 12 uur per week werken, wil zelfs bijna tweederde graag meer uren werken.
Gediplomeerden positiever over opleiding als goede basis om te starten op de arbeidsmarkt en het voor het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden
De verbeteringen op de arbeidsmarkt worden ook zichtbaar in het oordeel dat jongeren hebben over de gevolgde opleiding. Na 6 jaar van daling in het oordeel zien we in 2015 voor het eerst dat de gediplomeerden weer positiever oordelen over de gevolgde opleiding als basis om te starten op de arbeidsmarkt en om kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen.
Ontevredenheid over voorlichting beroepsmogelijkheden
Slechts een op de drie gediplomeerden van het mbo en hbo is tevreden met de geboden voorlichting over beroepsmogelijkheden van hun opleiding. Dit resultaat is zorgwekkend omdat het hier om beroepsopleidingen gaat, deze lage tevredenheid lijkt structureel . Arbeidsmarktrelevantie van mbo beroepsopleidingen: een nadere analyse
Grote variëteit in kans op werk en werk op niveau
Beroepsopleidingen in het mbo kennen in de periode 2011-2015 sterk variërende arbeidsmarktuitkomsten. In de afgelopen 5 jaren varieerde het werkloosheidspercentage van 0% tot 28%. De arbeidsmarktuitkomst waarin gediplomeerden op minimaal hun eigen niveau werken varieert van slechts 30% tot bijna 100%.
Werk vinden? Kwalitatief werk vinden
Beroepsopleidingen die een hoge kans bieden op het vinden van betaald werk, zijn niet per definitie ook beroepsopleidingen die een hoge kans bieden op het vinden van werk voor minimaal 12 uur per week of werk op minimaal het eigen opleidingsniveau.
Arbeidsmarktrelevantie en opleidingskenmerken
Arbeidsmarktrelevantie is sterk gerelateerd aan de vraag in welke mate een beroepsopleiding naast een mbo-bol variant ook een mbo-bbl variant biedt. Het feit dat werkgevers mbo-bbl plaatsen beschikbaar stellen om jongeren voor bepaalde beroepen op te leiden, laat zien dat werkgevers een vraag naar deze gediplomeerden kennen en de leerlingen van het mbo-bbl niet slechts als ‘goedkope’ werkkrachten zien.
Matige arbeidsmarkt = Spijt achteraf maar geen prioriteit vooraf
Jongeren in het vmbo die de keuze voor een bepaalde mbo-opleiding maken, baseren zich daarbij zelden op indicatoren die met arbeidsmarktrelevantie samenhangen. De gevolgen van de keuze ondervinden zij dan pas op het moment dat ze de arbeidsmarkt betreden. De analyses tonen aan dat matige arbeidsmarktperspectieven van beroepsopleidingen bij gediplomeerden tot spijt leidt over hun opleidingskeuze.
Arbeidsmarktintrede: de rol van de etnische herkomst 2011-2015
Hogere kans op werkloosheid en slechts marginale verklaring door (studie)achtergrond
In de onderzochte periode 2011 tot en met 2015 kennen allochtone jongeren van (niet-)westerse herkomst een hogere kans op werkloosheid, waarbij het nadeel voor jongeren van niet-westerse herkomst significant hoger is dan voor de jongeren van westerse herkomst. Dit geldt niet alleen voor jongeren met een diploma van een lager mbo niveau, maar ook voor de afgestudeerden van het hbo. De grotere kans op werkloosheid die de jongeren van (niet-) westerse herkomst ervaren kan daarbij nauwelijks verklaart worden door bijvoorbeeld de gevolgde mbo leerweg of de gekozen studierichting in het mbo of hbo.
Probleem versterkt bij mbo-beroepsopleidingen die voorbereiden op de private sector en beroepen met veel klantcontacten. De hoogte van het nadeel lijkt bij de gediplomeerden van het mbo samen te hangen met de arbeidsmarktsector waarvoor beroepsopleidingen voorbereiden: de overheid als potentiele werkgever voor gediplomeerden drukt het nadeel dat jongeren van niet-westerse herkomst ervaren, terwijl het nadeel hoger uitvalt bij beroepsopleidingen die voorbereiden op een arbeidsmarkt met functies die veel contactuele vaardigheden vereisten.
Gemengd beeld op moment dat baan gevonden is
We zien een duidelijk onderscheid tussen de jongeren die tijdens de opleiding al met éen been op de arbeidsmarkt stonden (mbo-bbl) en de jongeren die de opleiding vooral in de schoolklas volgden (mbo-bol en hbo). Bij de eerste groep zien we nauwelijks een verschil tussen de functies die autochtone jongeren en jongeren van (niet-) westerse herkomst bemachtigen. Bij de tweede groep (en sterker bij de gediplomeerden van het mbo-bol) zien we dat zich de lagere kans op het vinden van werk ook vertaald in een nadeel wat de uiteindelijke kwaliteit van het werk betreft (bijvoorbeeld baan op lager niveau of met minder werkzek
Meer over