Enkele citaten van een advies uit (al weer) 2016 van de Onderwijsraad over professionele ruimte – lees: handelingsvrijheid - in het onderwijs.
‘De professionele kwaliteit en expertise van leraren scheppen én vereisen een zekere professionele ruimte, vrij van de invloed van de overheid en ook, tot op zekere hoogte, van de hiërarchische (arbeids)relatie met het bevoegd gezag en de leiding van de organisatie. Deze professionele ruimte is niet vrijblijvend of onverplicht, maar moet altijd ingevuld worden ten dienste van de onderwijskwaliteit. Ondanks beleid gericht op het optimaliseren van deze professionele ruimte, zijn er signalen dat deze ruimte wordt aangetast door factoren als te hoge ervaren werkdruk en te weinig ervaren zeggenschap. De vraag die in dit advies centraal staat is daarom: hoe kan de professionele ruimte van leraren optimaal worden gecreëerd, benut en verantwoord?
De Onderwijsraad vindt dat er een ander perspectief nodig is op het begrip professionele ruimte, waarbij ‘enkelvoudige’ beleidsvorming en -implementatie verruild wordt voor een integrale beleidsvorming en -implementatie. Deze integrale benadering wordt gevonden in het concept handelingsvermogen. Handelingsvermogen ontstaat als mensen hun werk zelf mede vorm kunnen geven doordat drie dimensies op elkaar zijn afgestemd: competenties, structuur en cultuur. Handelingsvermogen gaat dus niet alleen over wat leraren zelf moeten meebrengen en doen, maar ook over de condities waaronder ze werken (structuur en cultuur). Die condities verdienen aandacht in beleid en uitvoering. Die aandacht is er op dit moment onvoldoende, zo constateert de raad. De meeste aandacht gaat nu uit naar het ontwikkelen van competenties van individuele leraren via scholing.’
Tot zover de Onderwijsraad. Het is en blijft een actueel en zeer belangrijk thema. En de studie Ruimte in regels van OCW uit oktober 2018 verandert daar niet zoveel aan. Ergo, die studie ging niet over ruimte maar over regels, preciezer geformuleerd, over hoe de regels op de diverse fronten werken. En over wie in feite de rode draad door het onderwijs bepaalt – de Inspectie, lees OCW. Over ruimte, vrijheid van handelen, de betekenis daarvan, wat docenten daarvan vinden, of ze dat ervaren, wat ze missen en willen op dat gebied, hoe ruimte en vrijheid te scheppen en ermee vertrouwd te raken - geen woord. Het was een voorbeeld van hoe een wolf in schaapskleren een school binnen komt. Beloven ruimte te scheppen maar uiteindelijk alleen praten over en dicteren van regels.
Wat OCW niet ziet – en waarin de partners in de studie van oktober 2018 kennelijk in meegaan - is wat de Onderwijsraad wel ziet. Ruimte en vrijheid vereisen een omgeving en een specifiek klimaat. Een omgeving van mogelijkheden en vooral, een klimaat van vertrouwen. Het is niet simpel gedaan met de regels opsommen en stellen dat keuzemogelijkheden ook ruimte bieden. Dat is niet de ruimte waarover het hier gaat. Ruimte is niet kiezen uit mogelijkheden voor de een of de andere structuur. Ruimte houdt verband niet met wat je kiest, maar hoe je er vorm aan geeft. Het heeft met zelfbepaling te maken, met andere woorden de vrijheid iets wel of niet te doen. OCW – lees: de Inspectie – is er juist op ingericht erop toe te zien dat regels worden gevolgd. Individuele ruimte, bijvoorbeeld voor studenten, spelen in op persoonlijke behoefte. Het onderwijs is echter groepsgewijs ingericht. En de Inspectie ziet niet toe op vertrouwen. De politiek dicteert, OCW dirigeert en de Inspectie controleert. Simpel.
Vul onze enquete over vrijheid in het onderwijs in, zie https://www.profielactueel.nl/profiel-enquete/