Het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs is sinds 1900 gestegen van 13 duizend tot bijna een miljoen leerlingen nu. Het aantal leerlingen nam vooral toe door het verlengen van de leerplicht, de toename van het aantal 12- tot 18-jarigen in de bevolking en de invoering van de Mammoetwet. Gedurende de twintigste eeuw veranderde het voortgezet onderwijs ook steeds meer van elite-onderwijs naar onderwijs voor velen. Dit maakt het CBS vandaag bekend.
Gedurende de twintigste eeuw veranderde het voortgezet onderwijs steeds meer van elite-onderwijs naar onderwijs voor velen. In 1900 bezochten 13 duizend jongeren tussen de twaalf en achttien jaar, één op de vijftig, een school voor voortgezet onderwijs. Tegenwoordig zijn dat er vier op de vijf, goed voor bijna een miljoen leerlingen in het schooljaar 2014/’15. Het aantal meisjes, kinderen uit lagere sociale milieus en allochtonen nam in het voortgezet onderwijs steeds verder toe. Allochtonen en kinderen uit gezinnen met een lager inkomen zijn nog wel ondervertegenwoordigd op de havo en het vwo, maar op deze hogere onderwijsniveaus zitten inmiddels meer meisjes dan jongens.
Vanaf 1900 nam het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs steeds verder toe. Deze groei hing samen met de industrialisatie, waardoor de vraag naar geschoolde arbeidskrachten toenam, en werd gesteund door de Rijksoverheid. Rijkshbs’en werden opgericht en subsidieregelingen aan onderwijsinstellingen werden verbeterd. Na de Tweede wereldoorlog was er sprake van een explosieve groei van het aantal leerlingen. Naast de economische groei en de verlenging van de leerplicht, waren het in werking treden van de Mammoetwet en het aantal babyboomers belangrijke oorzaken van de expansie van het voortgezet onderwijs.
(bron: CBS)