Platform Profiel Actueel

Exclusief | De Vrijheid van onderwijs | De Onderwi

Exclusief | De Vrijheid van onderwijs | De Onderwijsraad over art. 23 van de Grondwet

29 okt 2021 | Nieuws

Een exclusieve bijdrage vanuit het bureau van de Onderwijsraad

De vrijheid van onderwijs staat volop ter discussie. Het gaat om fundamentele zaken, waarbij het over en weer pijn kan doen. Daardoor komen vragen op of scholen en overheidsinstanties wel binnen de grenzen blijven en wat die grenzen eigenlijk zijn. Volgens de een gaan scholen over de grens van het toelaatbare, is er te veel ruimte voor eigen opvattingen of zouden er helemaal geen scholen met een specifieke grondslag mogen zijn. Volgens anderen dringt de overheid een uniform mens- en maatschappijbeeld op en holt zij de pluriformiteit van het onderwijsbestel uit.
Onlangs bracht de Onderwijsraad een advies uit over dit thema. Daarmee wil de raad een bijdrage leveren aan het huidige debat over artikel 23 van de Grondwet. De raad reikt een richtsnoer aan voor wat de rijksoverheid van scholen mag en moet eisen; en daarmee ook voor waar ze ruimte hoort te laten.

Variatie binnen één publiek bekostigd onderwijsbestel
De discussie over de vrijheid van onderwijs komt neer op de vraag hoe verschillend mag worden gedacht over ‘goed onderwijs’; hoe ‘eigen’ een school mag zijn. Een van de redenen waarom artikel 23 zo geformuleerd is als het is, ligt erin dat enerzijds niet eenduidig en objectief vaststaat wat ‘goed onderwijs’ is en anderzijds in de samenleving wel de wens leeft tot een gedeelde basis. Uiteindelijk gaat het erom variatie in opvattingen, onenigheid en verschil een plaats te geven binnen één publiek bekostigd onderwijsbestel.
De vrijheid van onderwijs is van oudsher een kenmerk van het Nederlandse onderwijsbestel en de Nederlandse samenleving. Die vrijheid maakt verscheidenheid binnen het onderwijsbestel mogelijk en komt tegemoet aan rechten van ouders en kinderen. Nederland is een open en vrije samenleving waarin iedereen zo veel mogelijk naar de eigen overtuiging kan leven. Daar hoort de vrijheid bij om vanuit die (pedagogische of levensbeschouwelijke) overtuiging te onderwijzen of kinderen in die overtuiging te laten onderwijzen. Er is ruimte voor particulier initiatief. Private personen en organisaties kunnen binnen het publiek bekostigde onderwijsbestel een school beginnen met geld van de overheid. Zo’n school vanuit particulier initiatief noemen we ‘bijzonder’. Vervolgens is er ruimte voor eigenheid. Scholen hebben de ruimte om een eigen identiteit vorm te geven en naar eigen inzicht onderwijs te verzorgen. In een ontzuilde samenleving gaat het bij bijzonder onderwijs dan over het eigen karakter en de eigen visie van de individuele school. Een school mag aanvullende doelen stellen, de interne sfeer en omgangsvormen bepalen, inhoud toevoegen en kiezen voor een organisatievorm, personeelsbeleid, een pedagogisch concept, leermiddelen en didactische benaderingen die passen bij de eigen onderwijsvisie. Door autonomie voor scholen op pedagogisch en onderwijskundig vlak kent Nederland bijvoorbeeld publiek bekostigde montessori-, dalton- en jenaplanscholen. Aangezien bijzonder onderwijs niet van een overheid uitgaat, mag in dat onderwijs sprake zijn van inspiratie vanuit een specifieke levensbeschouwing, maar dat hoeft niet.

Vrijheid van onderwijs niet onbegrensd of vrijblijvend
Tegelijk benadrukt de Onderwijsraad dat de vrijheid van onderwijs niet onbegrensd of vrijblijvend is. Er zijn grenzen aan. Hetzelfde geldt voor de overheidszorg voor het onderwijs. De raad vindt dat bij begrenzing nadrukkelijker vanuit de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat gedacht moet worden; in het besef dat de vrijheid van onderwijs een pijler van onze vrije samenleving is, maar dat de uitoefening van die vrijheid ook kan schuren met andere uitgangspunten en de vrijheid van anderen. Wat dat betekent, werkt de raad uit in het advies Grenzen stellen, ruimte laten.
Voor de Onderwijsraad is de democratische rechtsstaat een kader met spelregels die het mogelijk maken om in vrijheid en verscheidenheid samen te leven. In controverses rondom de vrijheid van onderwijs zit vaak de aanname dat het een kwestie van het een of het ander is: of vorming van burgers voor de samenleving, of onderwijs uit een specifieke overtuiging; de mainstream of iets eigens. Maar dat hoeft niet. De raad heeft zich laten inspireren door de gedachten van de Amerikaanse socioloog Amitai Etzioni. In zijn boek The New Golden Rule zegt hij dat een pluriforme samenleving een gedeeld kader nodig heeft. Dat is van hogere orde. Het staat boven maatschappelijke verscheidenheid, maar laat die verscheidenheid ook bestaan. De raad vindt dat een interessante gedachte. Precies vanwege het hogere-ordekarakter hebben scholen zich aan het kader van de democratische rechtsstaat te houden, leveren ze er een bijdrage aan en mogen ze het niet ondermijnen. Binnen het kader van gedeelde spelregels mag en kan vervolgens waardenpluriformiteit bestaan en mag die pluriformiteit in het onderwijs weerspiegelen. De raad benadrukt wel dat het belangrijk is om dat kader beperkt te houden tot wat echt noodzakelijk en randvoorwaardelijk is om een vrije en open samenleving te laten werken. Dat kader mag niet ingekleurd worden vanuit een specifieke ideologische positie of mens- en maatschappijvisie. En waar uitgangspunten van de democratische rechtsstaat tegengestelde kanten op wijzen of fundamentele rechten met elkaar botsen, is steeds een zorgvuldige, evenwichtige afweging nodig.

Drie principes bij frictie
Het is inherent aan een vrije en open samenleving dat belangen, rechten en vrijheden botsen. Zo kan er ook rondom scholen frictie ontstaan. Dat is onlosmakelijk verbonden met een vrije en open samenleving, waarin plek is voor verscheidenheid. Zulke frictie betekent volgens de raad niet meteen dat er sprake is van ongeoorloofde zaken. Het kan gaan om legitieme diversiteit in opvattingen en leefwijzen. De raad noemt drie principes om bij frictie te beoordelen of een school handelt binnen de grenzen aan de vrijheid van onderwijs.

1. Een school hoort altijd aandacht te besteden aan democratisch burgerschap, zoals voorgeschreven in wet- en regelgeving.
2. Een school heeft daarnaast ruimte om eigen overtuigingen en opvattingen in het onderwijs tot uitdrukking te brengen. Ze mag een eigen verhaal toevoegen en daarop het schoolbeleid en de schoolorganisatie inrichten.
3. De ruimte om eigen overtuigingen en opvattingen in het onderwijs tot uitdrukking te brengen wordt begrensd door het discriminatieverbod en de plicht van een school af te zien van dwang en indoctrinatie. Dat laatste behelst ook respect voor de vrijheid van leerlingen, in het bijzonder hun recht om in vrijheid een overtuiging al dan niet aan te nemen. Het is niet toegestaan om binnen het onderwijs overtuigingen over te dragen die onverenigbaar zijn met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat.

Vrije ruimte van twee kanten begrensd
De ruimte waarin scholen vrij zijn eigen keuzes te maken en invulling te geven aan hun eigen identiteit, wordt dus van twee kanten begrensd. Aan de ene kant is er een gemeenschappelijke kern. Die omvat de verplichte onderwijsinhoud en -doelen, die aan bod horen te komen in het onderwijsprogramma. Hier gaat het volgens de raad om ‘democratisch burgerschap’. Het is de opdracht van iedere school om alle leerlingen te leren hoe vanuit hun eigen overtuiging, waarden en normen te functioneren in een open en vrije samenleving en daaraan bij te dragen. De opdracht voor scholen om aan democratisch burgerschap te werken hoort duidelijk en scherp in de wet te staan. De raad vindt dat de nieuwe wettelijke burgerschapsopdracht als basis voldoet. Maar waar scholen aandacht aan horen te besteden, moet preciezer worden aangegeven ten behoeve van duidelijkheid voor scholen en om te waarborgen dat democratisch burgerschap een volwaardige plek heeft in het curriculum van elke school.
Aan de andere kant is er een buitengrens. Vanuit de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat bezien zijn sommige situaties, praktijken en uitlatingen ongeoorloofd. Belangrijke normen daarvoor zijn bijvoorbeeld respect voor verscheidenheid, non-discriminatie, gelijke behandeling, verdraagzaamheid en de afwezigheid van dwang. Die buitengrens hoort eveneens helder afgebakend te zijn. Zeker als je breder kijkt dan de onderwijswetten – bijvoorbeeld ook naar de gelijkebehandelingswetgeving en het strafrecht – voldoet de huidige wetgeving om te zorgen dat scholen binnen de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat blijven. De raad vindt het wel belangrijk dat de overheid die wetgeving ook echt handhaaft en maatregelen neemt als een school over de buitengrens heen gaat.
Ten slotte benadrukt de Onderwijsraad in het advies dat ook voor overheidsinstanties de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat leidend zijn. Er vloeien opdrachten uit voort om grenzen te bepalen en te handhaven. Dit kan volgens de raad met de instrumenten die de huidige wetgeving al biedt De democratische rechtsstaat legt de overheid ook beperkingen op. De wet stelt grenzen aan overheidsoptreden en waarborgt rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De formele wetgever en de rechter bepalen wanneer sprake is van grensoverschrijding. Een school mag alleen worden aangesproken op eisen die van tevoren gesteld en kenbaar zijn. En bovenal horen overheidsinstanties altijd zelf het goede voorbeeld te geven door de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat in acht te nemen en vrijheid en verscheidenheid te respecteren.

Noot van de uitgever
De uitgever is de auteurs bij de Onderwijsraad erkentelijk voor deze bijdrage

 
 

 
Meer over
 

COOKIE INFORMATIE

Voor een volledige werking van deze website wordt gebruik gemaakt van cookies.
Meer informatie over cookies > Accepteren Alleen noodzakelijke cookies