Het aantal vacatures in de agri- en foodsector neemt toe. Dat is aantrekkelijk voor pas afgestudeerden. Zeker als je ook de nodige kennis over automatisering en dataverwerking meeneemt. Tegelijkertijd is het voor werkgevers een probleem om voldoende en gekwalificeerde kandidaten te vinden.
De Nederlandse land- en tuinbouw staat hoog aangeschreven. Met een agrarische export van maar liefst € 85 miljard behoort ons land tot de wereldspelers in de agri- en foodsector.
En niet alleen de productie is indrukwekkend. Ons land is ook de kraamkamer van veel innovaties. Melkrobots, gps-systemen in de akkerbouw, energiebesparende belichting in de glastuinbouw zijn hier uitgedokterd. En er wordt nog op veel plekken gewerkt aan mooie en duurzame innovaties. Banenmotor
In de Nederland verdient een groot aantal mensen een boterham in de agri- en foodsector. David Verhoog, onderzoeker bij Wageningen Economic Research, becijfert dat 8% van de totale werkgelegenheid in Nederland een werkkring heeft in deze sector. Hij heeft dan niet alleen het oog op de land- en tuinbouwbedrijven – de zogenoemde primaire bedrijven – maar ook op de toeleverende, verwerkende industrie en de distributiebedrijven.
In 2015 bood de agri- en foodsector werkgelegenheid voor 607.000 arbeidsjaren en is daarmee een flinke banenmotor. Vijf jaar eerder bleef dat getal nog steken op 576.000 arbeidsjaren. Met het grote aantal vacatures moet het voor pas afgestudeerden niet moeilijk zijn om een baan te vinden. Toch verschilt het per opleiding. Een hbo’er met een ICT-opleiding komt relatief snel aan de bak. Het duurt gemiddeld drie maanden voordat hij een substantiële baan heeft gevonden. Een hbo’er met een veehouderij-opleiding doet er 1,5 jaar over voordat hij een serieuze baan passend bij zijn opleiding heeft gevonden.