In 2009 verscheen een rapportage onder de titel ‘Morele moed en de pedagogische taak van schoolleiders’ van de Faculteit Pedagogiek en Onderwijskunde, Radboud Universiteit en het Instituut voor de Lerarenopleiding, Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek was gefinancierd uit het budget dat het ministerie van OCW jaarlijks beschikbaar stelde aan de LPC ten behoeve van Kortlopend Onderwijsonderzoek en werd uitgevoerd op verzoek van het onderwijsveld.
Een citaat: ‘Er is empirisch gezien in Nederland relatief weinig bekend over de opvattingen van schoolleiders in relatie tot de pedagogische taak van de school, en de samenhang met hun persoonlijke levensbeschouwelijke en professionele waarden (uitzondering zijn onder andere: Sleegers, Denessen, Leeferink en Klaassen, 2001; Klaassen & van der Linden, 2002). In een eerder onderzoek ‘Waardengestuurd Handelen van Docenten’ (Klaassen & van der Linden, 2004) naar de opvattingen van leerlingen/deelnemers is gebleken dat zij er behoefte aan hebben dat de docent zich met zijn waarden en normen in zijn handelen en in gesprekken laat kennen. Zij vinden de morele moed van de docent belangrijk als deel van de competenties van de docent. Het onderhavige onderzoek bouwt met het oog hierop eveneens voort op het onderzoek naar morele moed onder ROC-docenten (Klaassen, 2007). Tevens wordt aangesloten bij onderzoek naar het beroepsethos van docenten (Campbell,2004; Klaassen, 2003) waarin duidelijk wordt dat door morele moed langzamerhand een ethische wereld wordt opgebouwd.’
Het is een vergeten rapport over een belangrijk thema: Morele moed. Een definitie is de moed om tegen de stroom in, te staan voor wat juist is! Het uitgangspunt is onze verantwoordelijkheid, beter nog, het besef van je verantwoordelijkheid, zonder besef lukt het niet. In het Engels is verantwoordelijkheid duidelijker benoemd: response-ability, het vermogen om te reageren, om te doen wat gedaan moet worden, om te doen wat de situatie vraagt, niet wat ik wil maar wat de situatie nodig heeft. Met andere woorden, het zijn de omstandigheden die denken en handelen ‘dicteren’, beter gezegd, ‘leiden’.
Morele moed komt voort uit het vermogen om specifieke ethische voornemens/principes in de praktijk te brengen en voor te leven. Ethiek betreft gedrag en houding in de praktijk van alledag, nauwkeuriger het voortdurende onderzoek naar het waarom en hoe van het eigen gedrag in enige situatie. Met andere woorden: wat staat me te doen? Wat vertelt mijn geweten me?
In spirituele zin gaat ethiek uit van de universele eenheid, de onlosmakelijke en onverbrekelijke verbondenheid en samenhang der dingen. De mens is geen eiland. In alles wat we doen en laten worden we – letterlijk – bewogen door wat ons omringt, dichtbij en ver weg. Ethiek is niet gericht op zelfzucht maar op de vraag: Hoe kan mijn leven staan in dienst van de samenhang waarvan ik zo afhankelijk ben, de samenhang die mijn leven in feite mogelijk maakt? Daarvoor telkens weer voor te gaan staan, vraagt moed, morele moed.