Herakleitos(540-480 v. Chr.) ziet de wereld nooit stilstaan, het groeit of vergaat;alles verandert voortdurend. Plato (427-347 v. Chr.) ziet veranderingen beweging in de aardse schijnwerkelijkheid, omdat (of in zoverre) ze delen in de eeuwige werkelijkheid der Ideeën. Aristoteles (384-322v. Chr.) verwierp de dualistische Ideeënleer van Plato en zag tweevormen van ‘Zijn’: enerzijds al daadwerkelijk en anderzijds in aanleg, anders zou het ‘Zijn’ zich niet verder kunnen ontwikkelen, niet kunnenveranderen.Hoe ziet u dat en waarom denkt u dat? In dit AO gaan de auteurs in op het al of niet bestaande fenomeen van de verandering.
Inhoudsopgave
7 Ziet u verandering?
8 Alles verandert voortdurend!
9 De mens is de maat van alle dingen
11 Onveranderlijkheid naast eeuwige verandering
12 Er is verandering mogelijk
13 De akt-potentie-leer
14 Alles verandert en niet zonder oorzaak
16 Verandering heeft een doeloorzaak
16 Emotie en verandering
19 Samenvatting
22 De auteurs
22 Bronnen