De beeldhouwkunst komt de laatste jaren meer en meer in de belangstelling. In verschillende plaatsen van ons land worden oorlogs-monumenten onthuld, aan allerlei gebouwen en in de etalages van kunstwinkels valt beeldbouwwerk te bewonderen. Door middel van tentoonstellingen — denk bijvoorbeeld aan de grote open-luchttentoonstelling die in de zomer van het vorig jaar in park Sonsbeek in Arnhem werd gehouden — tracht men het grote publiek in nauwer contact te brengen met de voortbrengselen van deze oude en toch zo springlevende kunstvorm.
Veel wordt er over gezegd en geschreven. We lezen uitvoerige beschouwingen van kunstcritici; er wordt soms felle critiek uitgeoefend, maar dit betekent niet dat het grote Nederlandse publiek de beeldhouwkunst en de beeldhouwers kent. Ja, we zouden bijna kunnen zeggen dat deze kunst, die het meest ,,aan de weg timmert", in vele gevallen het minst bekend is. En die onbekendheid maakt het soms moeilijk ervan te genieten.
Nu zijn er vele boeken die ons voorlichten over de geschiedenis van de beeldhouwkunst en haar ontwikkeling bij verschillende volken. Maar meestal is er betrekkelijk weinig in te vinden over de techniek van de beeldhouwkunst, over de materialen waarmee de kunstenaar werkt en de wijze waarop hij zijn gedachten en gevoelens in het harde steen of een andere stof weet uit te drukken. Dat is jammer, want juist bij deze kunstvorm is de techniek een niet te verwaarlozen onderdeel. Al betekent het maken van een echt kunstwerk heel wat meer dan het beheersen van een bepaalde werkwijze, toch dient de beeldhouwer een groot vakmanschap te bezitten; met zorg moet hij zijn materiaal kiezen en het vormgeven aan zijn gedachten eist vaak een zware lichamelijke arbeid. Van deze zijde van het beeldhouwen willen we in deze A-0 iets vertellen. We zullen een bezoek gaan brengen aan de werkplaatsen van de beeldhouwers.
Inhoudsopgave