Wie op een stille avond in de herfst, komende van het Amsterdamse Hoofdpostkantoor aan de N.Z. Voorburgwal, door de Mozes en Aaronstraat naar de Dam loopt, beseft, dat zijn voeten histonschc grond beroeren? Dat links en rectus van hem de vetgedrukte jaartallen uit de min of meer dorre geschiedenisboeken geboren werden? Ge loopt langs de grijze steenstapeling van het Paleis, en voorbij de gotische gevel der Nieuwe Kerk zonder besef misschien, dat elke steen een eigen taal spreekt, slechts te verstaan door de begenadigde mens, die geleerd heeft de stemmen uit het verleden te beluisteren, die, gelijk de geest van Hamlets vader, een geheimzinnig ..Herinner u mijner!" stamelen ... Want ook de stenen spreken ! En vooral nu, nu we staan voor de blijde zekerheid, dat er weer een jaarcal toegevoegd gaat worden aan de zo lange reeks, is het goed een wijie te toeven en te luisteren naar de fluisterende klanken uit lang-vervlogen tijd. Zodat het komende jaartal: ,,1948 — Prinses Juliana tot Koningin der Nederlanden ingehuldtgd In de Nieuwe Kerk te Amsterdam" zijn plaats krijgt in de reeks niet alleen, maar ook om het bewijs te leveren, dac voor ons ,,nuchtere Nederlanders" het sprookje zijn bekoring niet verloren heeft. Want, om nu bij de Nieuwe Kerk te blijvcn, die het middelpunt gaat worden van de in-huldigingsplechtigheid, — is er een Vaderlands gebouw te noemen dat zo boordevol sprookjes zit? Sterker: haar stichting zelf is een sprookje! En evenmin als wij onze komende Koningin met haar moederlijke en frisse geest in een dor jaartal kunnen vatten. netzomin is het ons mogelijk de geschiedenis van dit kerkgebouw slechts via de vergeelde archiefstukken tot leven te wekken. Een Prinses, eens bannelinge in een vcr en vreemd land, nu staande onder de stij-gende gewelven der Nieuwe Kerk in het hart van Nederland, dat Amsterdam toch is, heeft het recht op een andere kenschetsing dan alleen maar een historische ...
Inhoudsopgave