Er was eens een Russische Czaar, wiens hoogste ideaal was een goed-Hollandse zeebonk te zijn, die elke boze bui vergat, als men hem aansprak met Pieterbaas, maar die woedend werd, als iemand hem, terwijl hij aan het botenmaken was, ,,uwe majesteit" of zelfs maar ,,meneer" noemde. Die Russische Czaar had tot lijfspreuk de Nederlandse woorden: ,,lk ben in de toestand van de lerende ende noch leren begierig" (ik leer en begeer verder te leren). Die Czaar stichtte een nieuwe hoofdstad aan de zee, want van de Hollanders had hij de liefde tot de zee overgenomen en hij noemde die stad Pieterburg, zoals hij zijn stukken tekende met Piter en niet met de Russische naam Pjotr. Omdat de Nederlanders nooit annexionistisch van aanleg zijn geweest, hebben zij niet geprotesteerd, toen de naam van de Czaar en die van de stad later verduitst werden tot Peter en Petersburg.
Inhoudsopgave