Iemand, die kernachtig deze grote zeventiende eeuwse dichters wilde karak-teriseren, drukte zich zo uit: ,,Er waren twee heren: Hooft en Huygens; twee mannen: Vondel en Cats, en een vent: Brederoo." Natuurlijk, men kan tegen dergelijke omschrijvingen bezwaar maken: ze zijn inderdaad te kort om volledig, en te beslist om objectief te zijn. Maar iets waars steekt er stellig in. Van een dezer heren, n.l. P. C. Hooft, herdenken wij de 21e Mei zijn 300e sterfdag. Wie het portret ziet van Pieter Cornelisz. Hooft, Ridder van Sint Michiel, Drost van Muiden, Baljuw van Gooiland, enz. — het fijnbesneden en geestige gelaat boven de brede kanten kraag, de prachtige lubben aan de mouwen, het ridderteken op het zwierige gewaad, de hoed nonchalant vastgehouden, — die ontkomt niet aan de indruk, dat wij hier te doen hebben met een aristocraat van het zuiverste water.
Inhoudsopgave