De Nederlandse economie staat op een digitaal kruispunt, de geopolitieke spanningen nemen toe en voor de technologische antwoorden op maatschappelijke uitdagingen wordt gekeken naar de industrie. Er is een grote urgentie, maar het kabinet blijft treuzelen met een broodnodig investeringsoffensief waarmee Nederland voorop kan lopen in de vierde industriële revolutie. Dat stelt Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink, Voorzitter FME in het voorwoord van de reactie van FME op de Miljoenennota 2019-2020. Ze schrijft:
‘Het kabinet onderkent inmiddels wel het belang van technologie en innovatie en onderzoekt de mogelijkheden van een investeringsfonds, maar uit deze Miljoenennota blijkt niet dat de regering van plan is de daad bij het woord te voegen. En daarmee dreigen we aan concurrentiekracht in te boeten. Nederland is recent gedááld op de internationale Innovation Index. Er is dan ook alle reden om de ambities fors te verhogen. Investeringen in sleuteltechnologieën zoals fotonica, robotica, quantum, advanced computing en kunstmatige intelligentie bepalen hoe concurrerend wij straks zijn.
China maakt een snelle ontwikkeling door en zet vol in op baanbrekende technologieën die het hart vormen van het verdienvermogen van de toekomst. Tegelijkertijd zetten ook de Verenigde Staten alle zeilen bij om met strategische meerjarenplannen een hightech maakindustrie op te bouwen en de slag om een nieuwe generatie sleuteltechnologieën te winnen. In Europa wordt ondertussen een fel debat gevoerd over een nieuw industriebeleid en het creëren van kampioenen die de concurrentie aankunnen met de wereldspelers. Landen zoals Duitsland en Frankrijk maken miljardenbudgetten vrij voor Artificial Intelligence. De opgave is dus duidelijk: we moeten echt harder gaan lopen, het liefst een sprint trekken, om de internationale concurrentiestrijd aan te kunnen en productie naar Nederland te halen of hier te houden.
Smart Industry innovaties moeten versneld worden doorgevoerd en we moeten investeren in mensgerichte technologieën die de arbeidsproductiviteit verhogen. Zowel de staatssecretaris áls de minister moeten van innovatiebeleid absolute topprioriteit maken de rest van deze kabinetsperiode. Dat houdt meer in dan praten over de inrichting van een toekomstfonds waarvan de uitvoering, zoals het er nu naar uitziet, aan het volgende kabinet wordt overgelaten. Door dit gebrek aan urgentie pokert de regering met ons verdienvermogen. Nederland heeft een goede hand, maar de grote spelers aan tafel verhogen hun inzet en wie niet meespeelt verdwijnt op termijn van tafel!’