Platform Profiel Actueel

Taalidentiteit en taalbewustzijn op het mbo

8 mrt 2014 | Nieuws

Een mbo-student die het gezegde ‘Wie niet waagt, wie niet wint’ wilde gebruiken, sloeg de plank behoorlijk mis door twee spreekwoorden door elkaar te halen en bovenstaande creatie op te schrijven. Taal bevat veel spreekwoorden en andere vaste constructies die voor veel gebruikers lastig zijn. Bovendien is niet elke taaluiting even gepast in iedere situatie. Het vergt zowel taalbewustzijn als kennis van taal om tijdens het schrijven en spreken de juiste keuzes te maken. Uit een kleinschalig onderzoek concludeert het Expertisecentrum Nederlands dat het schoolwerk van mbo-studenten getuigt van taalbewustzijn.

 

Straattaal is een vorm van jongerentaal. Sociolinguïsten beschrijven twee verschillende aspecten van jongerentaal: de rol die jongerentaal op sociaal gebied speelt en de taalkundige eigenschappen ervan. Jongerentaal is om te beginnen een sociaal fenomeen. Het gebruik ervan is sterk contextafhankelijk. Jongeren gebruiken hun eigen taalvariant vooral binnen de eigen groep. Het speelt een rol in het vormen van een eigen identiteit en het gebruik ervan is dan ook een bewuste keuze.

 

Docenten, ouders, beleidsmakers en politici zijn vaak bang dat het gebruik van straattaal de taalvaardigheid van een nieuwe generatie zal aantasten. Straattaal wordt geassocieerd met gebrekkig Nederlands. Maar is deze angst wel gegrond? Is het inderdaad zo dat jongeren het Nederlands onvoldoende beheersen en daarom terugvallen op straattaal? Kiezen jongeren ook voor straattaal in situaties waarin dit ongewenst is? Uit de analyse van een aantal schrijfproducten van eerstejaars mbo-studenten blijkt dit niet het geval. Met het taalbewustzijn van de studenten zit het wel snor, met hun taalvaardigheid echter niet.

 

Onderzoek

We bekeken 17 teksten van eerstejaars mbo-studenten, uit 17 verschillende opleidingen. De teksten waren geschreven naar aanleiding van een gerichte schrijfopdracht: schrijf een wervende tekst waarin je een vmbo-student ervan overtuigt dat hij/zij voor jouw mbo-opleiding moet kiezen.

Het eerste wat opvalt aan de opstellen is dat mbo-studenten creatief kunnen formuleren. Deze student financiële beroepen zet in één zin een sterk beeld neer: ‘Deze opleiding is strak in je pak en cash in je zak.’ Of zie de eigenzinnige woordkeuze van een student Mode en Maatkleding: ‘Ik ben altijd al een crea-bea geweest en ik hou er gewoon van om kleding te refreshen’. Bovendien maken de jongeren veelvuldig gebruik van wervende chucks: zinnen of zinsdelen die als geheel zijn waargenomen en opgeslagen. Ze zetten de communicatieve functie van hun tekst kracht bij met pakkende uitspraken en uitsmijters. Er wordt veel gebruik gemaakt van zinnen als: ‘Ben jij zelfstandig, stressbestendig en hou je van de touwtjes in handen hebben? Dan is dit een opleiding voor jou!’ Wanneer het communicatieve doel voor de studenten duidelijk is (in dit geval: studenten werven), lijken de gepaste formuleringen voor het oprapen te liggen. In die wervende zinnen, die zo uit de reclamewereld lijken te zijn overgenomen, staan ook nauwelijks fouten. De spelling en zinsbouw zijn in orde en de formuleringen zijn vaak vloeiend.

 

Het zoeken naar specifieke straattaalconstructies is lastig, omdat straattaal bij uitstek gesproken taal is. Het is bijvoorbeeld lastig om van spelfouten eenduidig vast te stellen of ze veroorzaakt worden door een uitspraakvariant die jongeren onderling gebruiken. Maar één ding is wel zeker: uitgesproken straattaalwoorden, het zogenoemde ‘jongerenjargon’, zijn we niet tegengekomen. Dit is een teken dat de studenten zich bewust zijn van het feit dat hier een tekst voor school moet worden geschreven.

 

Wat tenslotte opvalt is dat studenten veel fouten maken in de formulering van vaste constructies. Ze gebruiken veel spreekwoorden en gezegdes, idioom en werkwoorden met vaste voorzetselconstructies, maar die gaan vaak fout. De zinnen in het kader bij dit artikel zijn een paar van de vele fraaie verschrijvingen die we tegenkwamen. De studenten doen overduidelijk een poging om gepast taalgebruik in te zetten, maar slagen daar niet in. Ze lijken de talige kennis van de constructies te missen. Het feit dat de studenten serieuze pogingen doen om formeel taalgebruik, in de vorm van idioom en ingewikkelde voorzetselconstructies, in te zetten wijst erop dat zij zich ervan bewust zijn dat ze met een schoolse schrijftaak bezig zijn. Ze passen hun taalgebruik aan aan de situatie waarin ze zich bevinden: ze tonen dus taalbewustzijn.

 

Tekst: Roos Scharten en Lichelle Smedts (Expertisecentrum Nederlands Nijmegen)

 
 

 
Meer over
 

COOKIE INFORMATIE

Voor een volledige werking van deze website wordt gebruik gemaakt van cookies.
Meer informatie over cookies > Accepteren Alleen noodzakelijke cookies