door Mirjam Bakker en Bregje Beerman | raadsadviseurs bij de Onderwijsraad
Onlangs is met het National Programma Onderwijs (NPO) 8,5 miljard euro beschikbaar gesteld voor het onderwijs. Zo kunnen leer-, studie- en ontwikkelachterstanden worden aangepakt die ontstaan zijn als gevolg van de coronacrisis. De Onderwijsraad vindt het belangrijk dat de problemen die het directe gevolg zijn van de coronacrisis, aangepakt worden in samenhang met de onderliggende, structurele problemen in het onderwijs. Duurzame verbetering en ontwikkeling van het onderwijs vraagt om structurele financiering, langetermijndoelen en op sommige punten meer centrale regie.
Coronacrisis vergroot problemen die er al waren
Het onderwijs kampt al geruime tijd met twee kernproblemen: de onderwijsprestaties staan onder druk en de kansenongelijkheid in het onderwijs neemt toe. De coronacrisis heeft de terugloop van onderwijsresultaten verergerd en de kansenongelijkheid in het onderwijs versterkt. De coronacrisis heeft bovendien scherper aan het licht gebracht dat de basiscondities voor goed onderwijs niet op orde zijn. Hierdoor kunnen de uitdagingen waar het onderwijs voor staat, moeilijk het hoofd worden geboden. Basisconditie nummer één is voldoende en goede onderwijsprofessionals. Dit speelt vooral in het basisonderwijs, maar ook in het middelbaar beroepsonderwijs lopen de tekorten op. In die situatie is het moeilijk kwalitatief goed onderwijs te verzorgen. De tweede basisconditie is een gezonde werkdruk. Door de hoge werkdruk is er nauwelijks gelegenheid de kwaliteit van het onderwijs systematisch en ‘evidence-informed’ te versterken en ontbreekt de tijd voor professionalisering van leraren, docenten en schoolleiders. Twee andere basiscondities raken met name het primair en voortgezet onderwijs. Het betreft voldoende bekostiging en adequate onderwijshuisvesting.
Maak incidentele investeringen dienstbaar aan duurzame oplossingen
De NPO-gelden kunnen worden ingezet om leer- en ontwikkelvertragingen in te lopen en te beperken. Ook biedt het NPO ruimte om het welzijn van leerlingen en studenten te verbeteren. De raad vindt het belangrijk dat deze problemen in samenhang met de onderliggende, structurele problemen in het onderwijs aangepakt worden. Zo kan het onderwijs blijvend ontwikkelen en verbeteren. De raad adviseert daarom de bewindslieden van onderwijs een beroep te doen op het Nationaal Groeifonds en samen met partijen in het onderwijsveld voorstellen in te dienen om de personele en materiele basiscondities voor goed onderwijs op orde te brengen. De raad adviseert om investeringen vanuit het NPO en het Nationaal Groeifonds te verbinden aan structurele investeringen in het onderwijs en onderbouwd, inhoudelijk samenhangend onderwijsbeleid voor de langere termijn vast te leggen als onderdeel van het nieuwe regeerakkoord.
Het is daarbij belangrijk om te monitoren hoe het NPO uitpakt in de onderwijspraktijk. In hoeverre zijn de corona-gerelateerde leer-, studie- en ontwikkelachterstanden ingelopen? Wat is het effect geweest op de basiscondities voor goed onderwijs en welke neveneffecten – al dan niet gewenst – treden op in welke context en onder welke omstandigheden? Monitoring maakt het mogelijk te leren van het NPO en het bij te stellen. De raad adviseert na twee jaar de balans op te maken en bij een eventueel vervolginvestering een nieuwe verdeelsleutel te maken, zodat hulp echt terechtkomt bij de groepen leerlingen en studenten die dat het hardst nodig hebben. Voor een goed en volledig beeld en eventueel het bijstellen van het NPO is het belangrijk dat de overheid centrale regie voert op de monitoring. Daarbij waarschuwt de raad ervoor dat monitoring niet mag doorslaan in onnodige verantwoordingslast.
Aangrijpingspunten voor duurzame verbetering en ontwikkeling van het onderwijs
De raad adviseert niet te wachten op de resultaten uit de monitoring, maar nu al stappen te zetten op weg naar duurzame verbetering en ontwikkeling van het onderwijs. Veel informatie is namelijk al beschikbaar. Ten eerste adviseert hij om in het nieuwe regeerakkoord vast te leggen dat terugdringing van de leraren- en schoolleiderstekorten een speerpunt van de regering vormt. Voldoende goede leraren en docenten en sterke schoolleiders zijn essentieel om achterstanden in te halen en het onderwijs duurzaam te verbeteren. Hier is centrale regie geboden, in een voortdurende wisselwerking met het onderwijsveld. De verantwoordelijke bewindspersoon moet aansturen op beleid, maatregelen en investeringen die passen bij de situatie in de regio. Ook professionalisering van leraren en schoolleiders hoort onderwerp van centrale regie te zijn.
Ten tweede adviseert de raad ondersteuning te bieden aan scholen waar de onderwijskwaliteit en de onderwijsprestaties het meest achterblijven. Dit draagt bij aan duurzame kwaliteitsverbetering op álle scholen en meer kansengelijkheid in het onderwijs. Ook latere selectie en een brede brugklas waarin alle leerlingen worden uitgedaagd zijn belangrijk.
Ten derde adviseert de raad structureel te investeren in de kennisinfrastructuur voor het onderwijs. Zo kan kennis uit onderzoek gebruikt worden en kunnen scholen van elkaar leren. De Onderwijsraad herhaalt hier zijn eerdere aanbeveling een toegankelijk en betrouwbaar informatie- en ondersteuningsknooppunt in te richten. Ook het Onderwijs OMT en het onderwijsveld hebben waardevolle handreikingen gedaan om kennisdeling concreet te maken.
Het onderwijs kan de problemen waarmee kinderen en jongeren kampen, niet alleen oplossen. De groei van ongelijkheid tussen leerlingen en studenten met verschillende sociaaleconomische achtergronden doet zich onder andere ook voor op het vlak van armoede, gezonde leefstijl, schulden, jeugdwerkloosheid en (psychisch-sociaal) welzijn. Daarom adviseert de Onderwijsraad tot slot een lokaal offensief te organiseren, dat uitgaat van wat individuele kinderen en jongeren nodig hebben. Er zijn diverse programma’s en steunpakketten tot stand gekomen zoals het jeugdpakket, het steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl en de aanpak jeugdwerkloosheid. De raad waarschuwt voor versnippering van geldstromen en aanpakken en adviseert om langdurige samenwerkingsverbanden tussen domeinen te intensiveren. De alliantie tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de MBO Raad is hier een voorbeeld van. De raad ziet in de samenwerking een belangrijke regierol voor de gemeenten weggelegd.
Download het volledige advies van de Onderwijsraad