Het eindoordeel van directeuren in het basis- en voortgezet onderwijs over de onderwijsbewindslieden in het kabinet Rutte II is negatief: minister Jet Bussemaker krijgt gemiddeld een 5,7 als rapportcijfer en staatssecretaris Sander Dekker scoort met een 4,6 nog lager.
Sinds de installatie van beide bewindslieden (in november 2012) is het vertrouwen in hen sterk gedaald en dan met name het vertrouwen in Sander Dekker (die zowel het primair als het voortgezet onderwijs in zijn portefeuille heeft). Circa één op de tien directeuren heeft momenteel nog veel vertrouwen in de minister en circa één op de twintig nog in de staatssecretaris. In de staatssecretaris heeft 49% expliciet geen vertrouwen meer en 24% beoordeelt hem ‘neutraal, maar geeft hem niet langer het voordeel van de twijfel’.
Directeuren zijn ook zeer kritisch over het gevoerde onderwijsbeleid: met name over de invoering van passend onderwijs, over de gevolgen van de Wet werk en zekerheid voor het onderwijs, over de Rekentoets (voor het VO) en (in mindere mate) over de invoering van het keurmerk Excellente scholen.
Dat blijkt uit een in maart 2017 verricht onderzoek onder 562 directeuren in het basisonderwijs en 316 directeuren in het voortgezet onderwijs. Het (representatieve) onderzoek is uitgevoerd door DUO Onderwijsonderzoek, een onafhankelijk onderzoeksbureau in Utrecht dat sinds 1995 bestaat.